Portretschilderen is een proces van duizend ingewikkelde keuzes maken over vorm, compositie, toonwaarden, kleur, randen en hoe je dat alles in balans brengt en hoe je tegelijk zorgt voor een of meer duidelijke focuspunten. Hoe vaker je het doet, hoe meer je merkt dat je inzicht toeneemt en ook hoe groter je vaardigheid wordt met het penseel. En het is een geweldige ervaring om zo nu en dan iets tot stand gebracht te hebben dat opeens een overtuigende eigen identiteit lijkt te hebben, zodat je je afvraagt: heb ik dat werkelijk gemaakt? Dat gebeurt echter maar zo nu en dan. Meestal moet je erkennen dat het er best aardig uitziet, maar dat het toch iets ontbreekt. Van de vorige blog vond ik het tweede portretje bijvoorbeeld behoorlijk sterk. Het had een brutale toets en er zaten oneffenheden in die het sterk en aantrekkelijk maakten (voor mij althans). Vandaag schilderde ik het onderstaande portretje en daarvan denk ik achteraf: mmm... Niet onaardig, maar op de een of andere manier vind ik het iets te braaf geworden, minder spetterend dan het voorgaande. De toonwaarden zijn goed, de tinten hier en daar wat extra aangezet (lippen, neus, schaduwhoekje linkeroog), en er zijn drie duidelijke focuspunten: eerst het linkeroog, dan het andere oog en dan de mond. De rest is opzettelijk minder uitgewerkt. Gelukkig heeft het wel de stevige toets waar ik gek op ben in die ik me steeds meer als stijlkenmerk wil eigen maken. Kortom niet ontevreden, maar morgen weer een nieuwe studie! Ten slotte een voorbeeld van een echte meester: Anders Zorn (1860-1920) durfde gewoon alles en deed het zo. Toch net effe iets robuuster, vind je niet!
0 Reacties
Laat een antwoord achter. |
Archives
Mei 2020
Categories |